Mijn antwoord op verbijstering en verontwaardiging. Met andere woorden: Wat doe ik in vredesnaam?
Wekelijkse inspiratie door Monique van Strien-van Milaan – 19 september 2021
Ik herlees momenteel het dagboek van Etty Hillesum en op 15 maart 1941 schrijft zij:
En al zou er nog maar één fatsoenlijke Duitser bestaan, dan zou die het waard zijn in bescherming genomen te worden tegen de hele barbaarse bende en om die éne fatsoenlijke Duitser zou men dan niet zijn haat mogen uitgieten over een geheel volk.1
Ik lees hierin realiteitszin en de intentie om niet in stereotypen te denken en mensen uit te sluiten. Ook weet ik dat het veel vraagt om zo te denken en daarnaar te leven. Makkelijker is het om de wereld in te delen in goed en kwaad, in voor en tegen (mij), in zwart en wit, in vijand en vriend. En soms sluit ik zelfs liever mijn ogen voor het ongewenste, het verschil, het pijnlijke en de nuance.
Angst, verontwaardiging, verbijstering
De moeite die het me kost om te leven met het anders-zijn van de ander stoelt voor een groot deel op angst. Angst om alleen te komen te staan, angst om buitengesloten te worden, angst om niet geliefd of begrepen te worden. Maar ook getriggerd door verontwaardiging en verbijstering over gedrag waar ik geen goed woord voor over kan hebben. Tegelijk weet ik ook dat de ‘vijand’ niet de ander is, maar de beeldvorming over de ander en dat vijandigheid ontstaat doordat we elkaar niet kennen. En als ik me tolerant opstel, is dat niet voor een deel ook onverschilligheid?
Ik heb mij stellig voorgenomen in liefde te werken aan een waardiger wereld …
Dus de vraag voor mij is: wat houdt die liefde in en is er in die wereld voor iedereen plek?
Wat als ik liefde niet als doel zie maar als bron vanwaaruit ik kennis verwerf en handel, wat zie ik dan? Die liefde is niet blind en maakt juist dat ik beter kijk, bewogen kan raken en in beweging kom, dat ik nieuwsgierig word en me aan de ander verbind. En dan luisteren, overal luisteren, tot op de grond der dingen luisteren.2 Trouw zijn aan de realiteit is een oefening in liefde die erkent dat de wereld veelkleurig is en meerdere waarheden insluit.
En dan mijn reactie: wat zou de liefde doen?
Weet je nog wat het antwoord van Frederique (14) was op de vraag of ze nou een jongen of meisje was? De kracht ervan zat ’m in het feit dat ze zichzelf niet verloochende en ruimte liet voor de ander. Ze gaf een antwoord in vredes naam.3 Ondanks de afschuwelijke gevolgen blijft ze ook nu vasthouden aan haar visie en natuurlijk, het gedrag van de pleger (14) blijft niet onbestraft.
We kennen allemaal de momenten dat het gevoel van machteloosheid of kleinheid je overvalt. Dat de wereld te groot is en de vraagstukken te complex. Mijn armen reiken niet ver genoeg om om de wereld te slaan. Maar naast of tegenover me is een wereld te winnen door de beweging te maken naar mijn medemens, te zoeken naar een nieuwe taal.
ik wil een taal waarin ‘gewoon’ en ‘anders’ hun langste tijd hebben gehad
een zachte dood sterven
en niemand ooit meer
onzichtbaar kunnen maken
(…)
een taal als een verzoek
een bede
een oproep tot medemenselijkheid
een taal die zegt:
kom
praat
vertel
zwijg
in je eigen
woorden4
Het kwaad is er.
Laten wij onze tijd niet verdoen met bijzaken, maar in alle realiteit werken in vredes naam met als bron de scheppende liefde en het vaste geloof in tweede kansen.
Monique van Strien-van Milaan
Landelijk voorganger Apostolisch Genootschap
1 Uit: Het verstoorde leven, Etty Hillesum, 15 maart 1941
2 Uit: Het verstoorde leven, Etty Hillesum, 8 maart 1942
3 Frederique zei: ‘Dat maakt toch niet uit. Ik ben wie ik ben en jij mag zijn wie je wil zijn.’
4 Uit het voorwoord van Doe het toch maar, Babs Gons, Atlas Contact, 2021