Eigenwijs instrument
“Ik hou van mensen. Ik vind het belangrijk iets voor een ander te doen. Ik geloof dat als iedereen dat doet, de wereld mooier wordt.”
“Mijn buren zeiden laatst: ‘Wij horen het als je thuis bent.’ Blijkt dat ik altijd fluit als ik uit mijn werk kom. Mijn vader, hij is overleden, zei het vroeger ook al: ‘Je fluit een vrolijk deuntje, dus je tentamen ging goed zeker.’ Dan kon het ook slecht zijn gegaan met dat tentamen. Maar na afloop kwam er toch muziek uit mij.
Don't worry about a thing
Nog steeds, als mijn hoofd vol zit, fluit of neurie ik. Ik kies de liedjes bewust uit, zoals Don’t worry about a thing van Bob Marley. Het werd gedraaid op mijn vaders crematie, het past bij hoe hij was: luchtig, relativerend. Zo’n liedje in mijn hoofd helpt me ook voor een moeilijke vergadering. Daarmee richt ik mijn gedachten en gemoedstoestand.
Als tienjarig jongetje mocht ik een instrument uitkiezen. Mijn ouders – mijn moeder speelde harp – stimuleerden me om muziek te maken. De fagot vond ik mooi, maar ik kon nog niet bij het tuutje. Dan maar naar de open dag van de muziekschool. We begonnen bij kamertje één, daar werd de hoorn gedemonstreerd: van koper, met slechts drie ventielen. Het vergt adembeheersing om er zuivere noten op te spelen. Zo klein als ik was, produceerde ik een toonladder. De docent zei: ‘Ga gerust nog even langs de andere kamertjes. Maar daarna kom jij terug bij mij.’
De hoorn lag me, op mijn twaalfde speelde ik de Ouverture van Willem Tell van Rossini. Het is een eigenwijs instrument, niet zo doorsnee. Ik ben ambitieus – in alles – en had elke twee weken les, werd veel gevraagd in orkesten. Zo rond mijn vijfendertigste had ik als amateurmusicus het plafond van mijn kunnen bereikt.
“Troost, liefde: muziek stelt me in staat mijn emoties te uiten”
Toen kwam de keuze: ga ik door en steek ik er nog meer uren in – want dat zou nodig zijn – of laat ik andere dingen voorgaan. Als consultant had ik inmiddels grote verantwoordelijkheden. En ik wilde er ook zijn voor mijn kinderen, en voor mijn geloofsgemeenschap. Ik besloot een stap terug te zetten in de muziek en alleen nog in het landelijk orkest van het Apostolisch Genootschap te blijven spelen. Zestig procent daarvan bestaat uit professionele musici. Het is mijn eer te na hen teleur te stellen. Dus zorg ik dat ik op niveau blijf. Maar dagelijks oefenen hoeft daarvoor niet meer.
Er is een apostolisch lied, het heet Verstilling, en als het me daarin lukt de hoorn met zijn grote geluid ‘stil’ te laten zijn, raakt dat me. Troost, liefde: muziek stelt me in staat mijn emoties te uiten. Dat gebeurt ook in het orkest, als ik hard geoefend heb en erop vertrouw dat de anderen dat ook gedaan hebben. Wat er dan ontstaat, is kostbaar. Dan voel ik me gedragen door die zestig andere musici.”
Tekst: Johanna Hoogendam
Fotografie: Vincent Boon