Hier vind je het lied Mantel van liefde, eerder gepubliceerd in de PAX-krant en in de laatste Stroom. Beluister een audio-opname, download de bladmuziek en lees een toelichting.

Opname van het lied

Liedtekst / Liedtext / Lyrics

🇳🇱 Mantel van liefde

Als dunne, zachte draden,
tot kleed verfijnd geweven,
zijn kleine liefdedaden,
die ieder warmte geven.
Voor hen, die aarz’lend vragen
het aan te mogen raken,
wil ik zo'n mantel dragen,
die mensen heel kan maken.

Want waar dit kleed kan helen,
wil ik het waardig dragen,
met hen mijn mantel delen,
die om ontferming vragen.
Door naakten zo te kleden,
hen waardigheid te geven,
wil ik, waar wordt geleden,
met mededogen leven.        

Ik voel mij sterk gedreven
met kleine liefdedaden
die mantelzorg te geven;
dan weef ik ook die draden.

🇩🇪 Liebesmantel

Mit einem zarten Faden
fein ein Gewand zu weben,
gleicht wie, mit Liebestaten
so Wärme selbst zu geben.
Für sie, die sehnend fragen,
zur Kraft es zu berühren,
will ich 'nen Mantel tragen,
der heilt, ihn würdig führen.

Kann dieser Mantel heilen,
will ich ihn immer tragen,
mit denen ihn auch teilen,
die nach Erbarmen fragen.
Die Nackten will ich kleiden,
und Würdigkeit so geben,
wo Menschen dürftig leiden,
mit Mitgefühl stets leben.

Ich fühl‘ mich stark getrieben,
durch Nächstenliebe, Gnaden
zu zeigen, echt zu lieben;
dann web’ ich auch den Faden.

🇬🇧 Cloak of love

Like threads, woven refinedly,
into a robe for wearing,
are acts of love, so kindly,
each giving warmth by caring.
For those, who search it desperate,
the fringes garment touching,
I dignified will wear it,
to make them whole by loving.

For where this garment 's healing,
I always will be wearing
this cloak for whom are seeking,
and share it with them, caring.
Where people are suffering,
I want to give dignity,
by clothing naked off’ring,
thus this way having pity.

These acts of kindness giving
makes caring and love come true.
Through with compassion living
I weave myself these threads too.

Bladmuziek

Mantel van liefde - Full Score.pdf

Achtergrond

Als we de beelden van verwoesting door natuurgeweld of oorlogshandelingen op het nieuws zien, roept dit naast gevoelens van verbijstering en onmacht vaak tegelijkertijd een gevoel van mededogen en compassie met de talloze ontheemden en vluchtelingen op. Schrijnend zijn de beelden van mensen in nood ver weg, maar ook dichterbij huis spelen zich soms mensonterende taferelen af.

De nood waarin mensen verkeren en de benarde levensomstandigheden waaronder zij soms moeten leven, appelleren niet alleen aan ons gevoel van mededogen, maar ook aan onze verantwoordelijkheid om - waar mogelijk - hulp te lenigen en leed te verzachten. De samenleving heeft dringend behoefte aan zachte krachten, aan mensen die vanuit compassie, als vredewerkers, een warme mantel om de ander heen willen slaan.

Vanuit dit thema ’mantel’ ontstond als van nature de eerste strofe van een gedicht, genaamd ’Mantel van liefde’ in de metafoor van vele kleine liefdedaden die mensen betonen: “Als dunne, zachte draden, tot kleed verfijnd geweven, zijn kleine liefdedaden, die ieder warmte geven.” De dunne, tere draden, waarmee men een kleed heel fijn kan weven, vormen tezamen als weefsel niet alleen een prachtige textuur, maar zijn ook sterk en krachtig en voelen tegelijkertijd behaaglijk en warm aan. Zo’n kleed geeft bescherming, biedt warmte en verleent waardigheid aan eenieder.

Als titel van het gedicht is bewust gekozen voor ’Mantel van liefde’. Het begrip ’mantel der liefde’ is taalkundig gezien de mantel van de liefde. Een mantel van liefde is echter de nadere precisering van de eigenschap ’liefde’ zelf, die mensen als uitkomst van de macht der liefde kunnen betonen. De macht der liefde is een bijzonder facet van de oerbron en de mens draagt liefde als scheppend vermogen in zich. Het gebruik van de term ’mantel der liefde’ is hier dan ook bewust vermeden. Zij kan als vaste verbinding met genitief bovendien nog wel eens negatieve connotaties oproepen. Hiermee kan namelijk ook het minder aangename onder het vloerkleed geveegd worden.

De tweede metafoor in het gedicht beschrijft de behoefte om kracht te ontvangen. In het evangelie volgens Marcus 5:25-34 is het verhaal opgetekend van de vrouw in de menigte, die het kleed van Jezus aanraakt, waardoor er blijkbaar kracht van hem uitgaat. Het staat als volgt beschreven:

“(…) Een grote menigte volgde hem en verdrong zich om hem heen. Onder hen was ook een vrouw die al twaalf jaar aan bloedverlies leed. Ze had veel ellende doorgemaakt door de behandeling van allerlei artsen, aan wie ze haar hele vermogen had uitgegeven zonder dat ze ergens baat bij had gehad; integendeel, ze was alleen maar achteruitgegaan. Ze had gehoord over Jezus, en ze begaf zich tussen de menigte en raakte zijn mantel van achteren aan, want ze dacht: Als ik alleen zijn kleren maar kan aanraken, zal ik genezen. En meteen hield het bloed op te vloeien en merkte ze aan haar lichaam dat ze van de kwaal genezen was. Op hetzelfde ogenblik werd Jezus zich ervan bewust dat er kracht van hem was uitgegaan. Midden in de menigte draaide hij zich om en vroeg: ’Wie heeft mijn kleren aangeraakt?’ Zijn leerlingen zeiden tegen hem: ’U ziet dat de menigte zich om u verdringt en dan vraagt u: “Wie heeft mij aangeraakt?”’ Maar hij keek om zich heen om te zien wie het gedaan had. De vrouw, die bang was geworden en stond te trillen, omdat ze wist wat er met haar was gebeurd, kwam naar hem toe en viel voor hem neer en vertelde hem de hele waarheid. Toen zei hij tegen haar: ’Uw geloof heeft u gered, mijn dochter; ga in vrede, u bent van uw kwaal genezen.”

Deze gebeurtenis die als een van de wonderdoeningen door Jezus te boek staat, kan ons vandaag nog iets te zeggen hebben. De strofe in het gedicht “Voor hen die aarz’lend vragen het aan te mogen raken” verwijst naar de gevoelens van schroom en twijfel die kunnen leven bij degene, die, zich schamend voor zijn of haar gebrek of tekortkoming, aarzelend hulp zoekt. Gevoelens van minderwaardigheid of eenzaamheid, zich niet geaccepteerd te voelen, kunnen iemand belemmeren om ’het kleed dat heelt’ aan te durven raken. Als we het perspectief van kracht willen ontvangen echter omkeren naar zelf kracht kunnen geven, door zo’n ’mantel’ te willen dragen en vanuit een gezindheid van mededogen onze medemens ’heel’, gezond, te willen maken, kan er ook van ons kracht en genezing uitgaan.

Het tweede vers van het gedicht bouwt in de eerste strofen hierop voort door deze mantel of dit kleed waardig, voornaam, te willen dragen: “Want waar dit kleed kan helen, wil ik het waardig dragen, met hen mijn mantel delen, die om ontferming vragen.”

Hierbij wordt verwezen naar Sint Martinus, ofwel Sint Maarten. Hij werd rond 316 geboren in Savaria (Hongarije) als zoon van Romeinse ouders. Zijn vader wilde dat Maarten het leger in zou gaan. Als tiener wilde Martinus eigenlijk Christus volgen en dienen. Op jonge leeftijd werd hij toch soldaat en trok hij naar Gallië. Hij voelde zich in zijn bestaan als soldaat echter niet gelukkig. Hij ging leven als een kluizenaar tussen de andere soldaten. Als hij arme mensen zag, dan gaf hij hun een deel van zijn bezittingen. Op een winterse koude dag ontmoette Martinus bij een stadspoort van Amiens een verkleumde bedelaar. Omdat hij zijn bezittingen al weggegeven had, had hij alleen nog maar zijn mantel. Dat was een bijzondere mantel, die aan soldaten en officieren status gaf. Martinus pakte zijn zwaard en gaf hem de helft van zijn mantel. Deze helft was zijn eigendom; de andere helft niet, die behoorde namelijk aan Rome.

's Nachts droomde hij dat hij Jezus zag, die een halve mantel droeg, waarbij herinnerd werd aan de woorden in Mattheüs 25:36: "ik was naakt en jullie kleedden mij (…)" en 25:40: "(…) Ik verzeker jullie; alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan". Martinus wist genoeg en wilde Christus volgen. Hij wilde niet langer vechten en wilde het leger uit, maar kreeg het verwijt dat hij een lafaard was en niet durfde te strijden. Hij wilde wel strijden, maar dan zonder wapens. Martinus leefde op meerdere plaatsen, preekte en bleef in armoede leven. Ook leefde hij enige tijd als kluizenaar op het eiland Gallinara bij Genua. Hij stichtte in 361 een klooster te Ligugé, ten zuiden van Poitiers, het eerste klooster op Franse bodem. Mede door enkele wonderen werd Martinus steeds meer een beroemdheid, die vooral geliefd was bij het gewone volk.

Het tweede deel van het tweede vers verwijst naar de lichamelijke werken van barmhartigheid en met name naar het derde werk: ’de naakten kleden’. Deze werken zijn gebaseerd op de woorden van Jezus in Mattheüs 25: 35-36: “Want Ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling en jullie namen mij op, Ik was naakt en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, Ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe.”

In het kleden van de naakten liggen ook andere Bijbelteksten nabij. Sinds Eva en Adam is het volgens de Bijbel niet meer gebruikelijk om naakt te zijn. Naakt-zijn is een uitdrukking van schaamte, kwetsbaarheid, hulpeloosheid en onwaardigheid. In Genesis 9:22-23 bedekken de zonen Noach, als zij hun vader dronken in het veld slapend bloot vinden en de schande van zijn naaktheid niet willen zien. Kleding is allereerst bedoeld om te bedekken. Daarnaast biedt kleding bescherming tegen kou en hitte, regen en wind.

Vroeger had een mantel de status van een bestaansminimum. Een minimale vereiste voor menselijke waardigheid. Een mantel werd gebruikt om onder te slapen. In Exodus 22:25-26 lezen we: “Als je iemands mantel als onderpand neemt, moet je die voor zonsondergang aan hem teruggeven, want hij heeft niets anders om zich mee toe te dekken. Waarmee moet hij zijn lichaam beschermen als hij gaat slapen?” Als de ‘verloren’ zoon in Lucas 15:22 thuiskomt, komt de barmhartige vader niet met verwijten. Integendeel, hij organiseert een feest en laat hem het mooiste kledingstuk halen en aantrekken.
Naaktheid kan ook een teken zijn van minachting en vernedering. Krijgsgevangenen werden volgens Jesaja 20:4 naakt en zonder schoeisel meegevoerd. Zelfs Jezus hangt volgens Johannes 19:23-24 vernederend naakt aan het kruis.

Eeuwenlang zijn er mensen geweest die onder de armoedegrens hebben moeten leven: dakloze bedelaars, melaatsen, zwervers op het platteland, slachtoffers van rooftochten en plunderingen en vluchtelingen voor oorlogen. Zelfs welgestelde burgers en weldoorvoede rijken konden zo maar opeens door een onvoorzien noodlot worden getroffen. Zij konden hulp krijgen bij kerken en kloosters. Hier werden naast voedsel ook afgedankte kleren door pastoors weggegeven. Immers, een naakt mens werd beschouwd als iemand die buiten de maatschappij stond. Hem kleden was de eerste stap om hem weer in de gemeenschap terug te laten keren. Men droeg vaak tweedehands kleding, totdat ze tot op de draad versleten was. En dan nog werden de ‘goede’ stukken eruit geknipt om eventueel in een ander kledingstuk te worden genaaid.
Een mantel kon bescherming bieden. Uit middeleeuwse voorstellingen is zo onder meer de ’mantel-madonna’ bekend. Onder de wijde mantel van Maria konden mensen bescherming zoeken voor de pijlen van de pest. In religieuze voorstellingen beschermde Maria met haar mantel de gelovigen als het ware voor onheil en ziekte.

De tekst in het tweede deel reikt eigenlijk verder dan louter ‘naakten te kleden’. Het gaat erom met compassie, barmhartigheid en mededogen medemensen waardigheid te geven, waar door hen wordt geleden. De betekenis van waardigheid is in dit verband het recht op bescherming van kwetsbare mensen tegen vernedering en ontmenselijking.

Het laatste vers is bewust korter gehouden dan de eerste twee verzen, om de kracht van het persoonlijk besluit en de persoonlijke gedrevenheid van binnenuit weer te geven. Dit is ook in de compositie hoorbaar doordat een modulatie van toonsoort plaatsvindt. Ook is hier bewust het begrip ‘mantelzorg’ in een andere context dan meestal gebruikelijk gekozen.

In het klein apostolisch woordenboek ’Bewogen woorden’ (2011) wordt in het hoofdstuk ’Omstellen’ beschreven dat dit begrip in 1971 door Joop Hattinga, geneesheer-directeur van een ziekenhuis in Amsterdam, werd geïntroduceerd. Mantelzorgers waren volgens hem mensen die als gezinsleden, buren of vrienden vrijwillig vanuit medemenselijkheid voor een ander zorgden, elkaar ’omstelden’ en werden zij met de introductie van dit nieuwe begrip ook als zodanig erkend.

Mantelzorg is normaal gesproken dus beperkt tot langdurige lichamelijke of geestelijke zorg voor zieke familieleden of vrienden. De mantelzorg die hier echter bedoeld wordt, reikt verder. Zij maakt geen onderscheid tussen mensen die nabij zijn, of misschien in ons gevoel ver weg van ons staan, geen verschil tussen nabije familie en vrienden enerzijds en vluchtelingen of asielzoekers ver weg anderzijds. Het gaat er om, vanuit een gezindheid van compassie steeds weer zelf een kleed voor eenieder te weven met zachte, dunne draden door het dagelijks betonen van kleine liefdedaden.

Het rijmschema a-b-a-b-a-a-a-a loopt als een rode draad door het eerste vers en verbeeldt het weven van het kleed. Deze rode draad keert ook terug in het tweede vers, maar nu gespiegeld met het rijmschema b-a-b-a-b-b-b-b. Het is alsof het patroon van het kleed aan voor- en achterzijde wordt getoond. Aan het einde van elk couplet is bewust een herhaling gekozen om het gevoel van omarming met de woorden ’helen’, ’mededogen’ en ’weven’ te versterken. In het derde vers worden de draden als het ware afgehecht met het rijmschema b-a-b-a.

Ook muzikaal is sprake van metaforen. De muziekstijl is warm van klankkleur, ingetogen en omarmend. De 6/8ste maat past naadloos op de gaande beweging van het weven. Bijzonder is het septiemakkoord voor de zangpartijen in de laatste strofe, die achtereenvolgens inzetten en tezamen dit akkoord vormen. Hiermee wordt het zèlf weven van draden tot een prachtig kleed van liefdedaden’ verklankt. Zo wordt in de tekst en compositie bewust naar de eerste strofe teruggekeerd en wordt het gedicht rond. De mantel is als het ware af, kan waardig gedragen en gedeeld worden.


R.J. Diehle, 210423