Amen

Dit ‘Amen’ kan, eventueel na een gezongen slotlied, door de organist worden gespeeld om nogmaals de opdracht te bekrachtigen om te gaan doen wat in de eredienst is voorgenomen.

Het bekende driemaal aangeheven ‘Amen’ is in deze compositie bij herhaling verwerkt. Breed in de inleiding: in de bovenstem duidelijk hoorbaar in maat 1-4 en verborgen in de tenor in maat 9-12, en als slot van het stuk. Gekozen is voor een driedelige maat in het begin en aan het slot, en een tweedelige in het tussenstuk. Daartussenin is het verwerkt in een tweestemmige toccata. (Niet duidelijk is of het bestaande ‘Amen’ in origine in 2/2 maat werd gezongen of in een 3/4. De driekwartsmaat kan in de loop van de tijd zijn ontstaan door onritmisch en kortademig zingen.)